Analyse degressie-effect bij de indirecte kosten

In deze werkbladen wordt voor maximaal tien verschillende producten het degressie-effect berekend op basis van een vrij te kiezen 'aantal eenheden product per opdracht (c.q. per serie)'. Hier gaan we dus uit van serieproductie. Bij deze analyse wordt per kostencategorie een vergelijking gemaakt van de activiteitgerelateerde en overige indirecte kosten uit de ABC-calculatie bij een opdracht/serie van één product versus een opdracht/serie van meerdere producten. Daarnaast wordt per kostencategorie een vergelijking gemaakt van de activiteitgerelateerde en overige indirecte kosten uit de ABC-calculatie voor meerdere producten enerzijds en de indirecte kosten uit de toeslagcalculatie anderzijds.

Inloggen

Lid van de Kennisbank Financieel?

 

Log hier in om verder te lezen.

Afbreken

Gebruikersgegevens

 

Geef hier uw gebruikersnaam en wachtwoord:

Werkbladen in deze Excelsheet

Werkblad Analyse van het degressie-effect bij de indirecte materiaalkosten

Bekijk screenshot van dit werkblad

Werkblad Analyse van het degressie-effect bij de indirecte productiekosten

Bekijk screenshot van dit werkblad

Werkblad Analyse van het degressie-effect bij de indirecte verkoopkosten

Bekijk screenshot van dit werkblad

Gebruiksinstructie

Introductie

In deze werkbladen moet op grond van een vergelijking van de ABC-calculatie met de toeslagcalculatie per kostencategorie en per product worden geanalyseerd welke kostendegressie-effecten bij de ABC-calculatie kunnen optreden.

De toeslagcalculatie rekent de indirecte kosten toe door middel van een opslag op de directe kosten per product. Aangezien de directe kosten per product voor iedere geproduceerde eenheid product gelijk zijn, gaat de toeslagcalculatie er dus impliciet van uit dat de indirecte kosten constant zijn per eenheid product.

Bij toepassing van de ABC-calculatie kan er echter een degressie van de kosten per stuk optreden. Deze kostendegressie treedt op als activiteiten niet voor één product, maar voor een serie producten tegelijk worden uitgevoerd. Dit hangt samen met de wijze van toerekening van activiteitgerelateerde kosten. Deze is gebaseerd op een toerekening van 'interne dienstverlening binnen het bedrijf' (de activiteiten) op basis van het gebruik van die activiteiten. De hoeveelheid producten die uiteindelijk met ondersteuning van een gegeven hoeveelheid 'dienstverlenende activiteiten' wordt geproduceerd, kan echter variëren.

Het volgende voorbeeld kan dit verduidelijken. Een machinefabriek produceert machines in opdracht van klanten. De aanschaf van materiaal door de afdeling Inkoop na een opdracht voor één machine leidt in principe tot dezelfde activiteiten (en daarmee dezelfde materiaalgerelateerde activiteitenkosten, bijvoorbeeld € 1000) als het aanschaffen van materiaal na een opdracht voor vijf machines. De kosten van het bestelde materiaal (de directe materiaalkosten) zullen proportioneel stijgen naarmate er door de klant meer machines zijn besteld en er dus materiaal voor meer machines moet worden ingekocht. De activiteiten en daarmee de kosten voor de afhandeling van de opdracht (de activiteitenkosten met betrekking tot materiaal) zijn echter niet variabel maar constant ('vast') per opdracht. Vanuit dat oogpunt zullen de kosten per eenheid product voor de afwikkeling van de bestelling dus dalen naarmate de bestelde hoeveelheid toeneemt: € 1000 per stuk bij een opdracht voor één machine (€ 1000 gedeeld door 1), € 200 per stuk bij een opdracht van vijf machines (€ 1000 gedeeld door 5).

In het bovenstaande voorbeeld is sprake van zogenoemde 'seriegerelateerde' activiteiten en kosten. Deze kosten variëren niet met de omvang van de productie (hier: het aantal geproduceerde machines), maar met het aantal series (hier: het aantal opdrachten van klanten). De activiteiten worden niet per product uitgevoerd, maar per serie producten. Dit betekent dat de omvang van deze activiteiten in principe onafhankelijk is van de grootte van de serie (het aantal geproduceerde machines per serie). De activiteitenkosten per serie (in het bovenstaande voorbeeld is dit een opdracht voor één of meerdere machines) zijn dan constant. De omvang van de serie (in ons voorbeeld het aantal machines waartoe opdracht is gegeven) kan echter variëren en hoe groter de serie, hoe lager de activiteitgerelateerde kosten per eenheid product. Dit noemen we het kostendegressie-effect.

Het kostendegressie-effect treedt niet alleen op bij seriegerelateerde activiteiten, maar ook bij productondersteunende activiteiten en kosten. Dit zijn activiteiten die dienen ter ondersteuning van een bepaald product in het assortiment. Het zijn activiteiten die worden uitgevoerd omdat het bedrijf een bepaald product in het assortiment heeft en de omvang van deze activiteiten is op geen enkele wijze gerelateerd aan de hoeveelheid die van dat product wordt geproduceerd. Hierbij kunt u bijvoorbeeld denken aan activiteiten en kosten in verband met het ontwerpen en maken van een brochure over een product. De kosten daarvan zijn grotendeels onafhankelijk van het aantal geproduceerde producten en hangen alleen samen met het feit dat het bedrijf het betreffende product in het assortiment heeft. Ook bij dergelijke activiteiten zal een kostendegressie-effect optreden als de omvang van de productie van het betreffende product toeneemt: de kosten per eenheid product zullen in dat geval afnemen.

De eerste vier werkbladen in dit Excel-bestand komen exact overeen met de eerste vier werkbladen onder Berekening kostprijs per stuk met behulp van een gedifferentieerde toeslagcalculatie.