Indirecte productiekosten: meewegen van machine-uurtarieven

Samenvatting

Bij machine-uurtarieven wordt per product de machinebelasting of het machinegebruik bepaald. Daarnaast wordt een tarief per eenheid gebruik berekend. In dit artikel komen de vier berekeningen aan de orde om de berekening van machine-uurtarieven te kunnen uitvoeren. Allereerst betreft dit het bepalen van de bezetting van de machines, de wijze waarop de bezettingsgraad wordt bepaald, treft u eveneens aan. De tweede methode is het bepalen van de machineafhankelijke kosten, denk bijvoorbeeld aan energiekosten en onderhoudskosten. De derde berekening is de formule voor de berekening van de machine-uurtarieven. De vierde berekening tot slot betreft het bepalen van de kostprijs, dit gebeurt op basis van een aantal calculatiecomponenten. Ook vindt u in dit artikel diverse links naar werkbladen die u kunt downloaden voor eigen gebruik.

Einde onrechtvaardige doorbelasting kosten

In een toeslagcalculatie wordt uitgegaan van één toeslagpercentage voor indirecte kosten per kostenplaats. Dat betekent dat verschillende producten die binnen een kostenplaats (bijvoorbeeld een aantal samenhangende installaties of machines) worden geproduceerd allemaal hetzelfde percentage indirecte kosten krijgen toegerekend. Dit ondanks het feit dat ze wellicht niet allemaal in gelijke mate beslag leggen op de productiecapaciteit/productiemiddelen van de kostenplaats, of deze in dezelfde mate belasten.

Om deze 'onrechtvaardigheid' in de doorbelasting van kosten uit te sluiten of op zijn minst te reduceren, kan gebruik worden gemaakt van machine-uurtarieven. Daarbij wordt per product de machinebelasting of het machinegebruik bepaald. Daarnaast wordt een tarief per eenheid gebruik (ofwel per machine-uur) berekend. De doorbelasting van kosten vindt plaats door het gebruik dat een product (de kostendrager) maakt van een kostenplaats (aantal machine-uren) te vermenigvuldigen met het voor die kostenplaats geldende machine-uurtarief. Dit resulteert in een eerlijker verdeling respectievelijk toerekening van kosten.

Om deze berekeningen te kunnen uitvoeren, moeten de indirecte productiekosten allereerst worden onderverdeeld in 'machinegerelateerde' en 'niet-machinegerelateerde' indirecte kosten.

Te onderscheiden zijn:

Machinegerelateerde indirecte kosten Niet-machinegerelateerde indirecte kosten
(ook wel 'overige indirecte kosten')
  • energiekosten (aandrijving)
  • onderhoudskosten
  • kosten hulpgereedschap/apparatuur
  • kosten gebouw
  • huur- of leasekosten
  • afschrijvingen
  • salarissen en sociale lasten
  • verwarmingskosten
  • hulpstoffen
... worden bij de kostprijsberekening toegerekend middels het machine-uurtarief. ... worden als geheel toegerekend.

Om de berekening van machine-uurtarieven te kunnen uitvoeren, moeten vier aparte berekeningen worden gemaakt:

  1. bepalen van de bezetting van machines (c.q. het aantal machine-uren per jaar);
  2. bepalen van de machineafhankelijke kosten;
  3. berekening van de machine-uurtarieven;
  4. bepalen van de kostprijs.

1. Bepalen van de bezetting van machines

De bezetting van de machines wordt uitgedrukt in aantal machine-uren per jaar. Er zijn verschillende manieren waarop de bezettingsgraad kan worden bepaald.

Checklist Bepalen bezettingsgraad

  • Theoretische bezetting: het aantal uren dat een machine zou kunnen draaien als die volledig bezet zou zijn (bijvoorbeeld 2 ploegen per dag à 8 uur per ploeg, 365 dagen per jaar oftewel 5840 machine-uren).
  • Praktische bezetting: de theoretische bezetting minus de uren dat de machine niet kan worden gebruikt in verband met bijvoorbeeld onderhoud en reparaties, het opstarten van productie en het niet perfect op elkaar aansluiten van opeenvolgende productiestappen.
  • Normale bezetting: aantal machine-uren op basis van de productie die men onder 'normale' economische omstandigheden zou hebben (meestal een benadering van de verwachte gemiddelde productie over een aantal jaar). De normale bezetting is dan gelijk aan het 'normale' aantal producten per jaar maal het aantal machine-uren per product.
  • Geplande/gebudgetteerde bezetting: aantal machine-uren op basis van de in het betreffende jaar gebudgetteerde productie (gepland aantal te produceren producten).

De theoretische bezetting wordt bijna nooit gebruikt, aangezien dit een bezetting is die in de praktijk nooit zal worden gehaald.

Het nadeel van het gebruik van de gebudgetteerde bezetting is dat deze van jaar tot jaar kan fluctueren, en daarmee dus ook de op basis van die bezetting berekende machine-uurtarieven. In tijden van dalende vraag naar de producten die met de betreffende machine(s) worden gemaakt, zal dit leiden tot stijgende machine-uurtarieven en daarmee tot stijgende kostprijzen voor de producten. Hierdoor kan er druk ontstaan in de organisatie om de prijzen van producten te verhogen, dat op zijn beurt weer kan leiden tot een verdere daling van de vraag. Aldus kan een negatieve spiraal ontstaan van dalende vraag, hogere machine-uurtarieven, hogere kostprijzen, hogere prijzen, dalende vraag, enzovoort.

Door gebruik te maken van de praktische bezetting of de normale bezetting kan een dergelijke negatieve spiraal worden voorkomen. Bovendien kunnen in dat geval de kosten van ongebruikte (over)capaciteit op eenvoudige wijze apart duidelijk worden gemaakt, waardoor ze waarschijnlijk meer aandacht van het management zullen krijgen.

Zie de werkbladen Bepalen van de bezetting van een machine – vereenvoudigde vorm en Bepalen van de bezetting van de machine – uitgebreide vorm.

2. Bepalen van de machineafhankelijke kosten

De verschillende waarden voor de genoemde machineafhankelijke kosten worden in de genoemde werkbladen als volgt bepaald:

Energiekosten (aandrijving)

Voorbeeld: Het nominale verbruik van de machine bedraagt 3,55 kW/h en 1 kW/h kost 0,105 euro. De kosten voor stroomverbruik per machine-uur bedragen dan 0,373 euro.

Onderhoudskosten

Eerst worden vooraf de totale kosten voor onderhoud en reparaties over de verwachte levensduur van de betreffende machine bepaald. Daarna wordt de geplande waarde voor de betreffende periode berekend door de totale onderhoudskosten te delen door de verwachte levensduur van de machine (naarmate de machine ouder is, stijgen immers de uitgaven voor onderhoud!).

Onderhoudskosten per jaar (gem.) =
Totale onderhoudskosten over levensduur/Levensduur machine

Onderhoudskosten per machine-uur =
Gem. onderhoudskosten (jaar)/Aantal machine-uren

Kosten gereedschap & hulpmiddelen

Voor de betreffende machine worden eveneens de kosten voor gereedschap en andere hulpmiddelen berekend en door het aantal machine-uren gedeeld.

Kosten gebouw

Bepalend is hier de totale oppervlakte die nodig is voor de 'producerende of verwerkende machine'. Er wordt wellicht niet alleen gebruikgemaakt van de plaats die de machine op zichzelf inneemt, maar ook van oppervlakte voor het plaatsen respectievelijk opslaan van materiaal voor de bewerking en het plaatsen respectievelijk opslaan van halffabricaten of eindproducten na het bewerkingsproces op de betreffende machine.

De kosten voor het gebouw omvatten onder andere:

Checklist Kosten gebouw

  • bestedingen aan huur of de afschrijving van het gebouw;
  • onderhoudskosten;
  • verwarming;
  • verlichting;
  • verzekeringen en heffingen;
  • schoonmaakkosten.

De formule voor de berekening van de kosten voor het gebouw per machine-uur is dus (zie het werkblad Bepalen machinegerelateerde kosten en berekening machine-uurtarief):

Kosten gebouw/Aantal machine-uren =
Benodigde ruimte (m2) x m2 kosten ruimte/Aantal machine-uren

Afschrijvingskosten

De basiswaarde voor de afschrijvingen komt meestal overeen met de historische aanschafkosten, maar kan ook zijn gebaseerd op de vervangingswaarde.

3. Berekening van de machine-uurtarieven

Nadat bij stap 1 en 2 de machinekosten en de bezetting van de machine zijn bepaald, kan het machine-uurtarief op eenvoudige wijze worden berekend door de beide grootheden door elkaar te delen.

Machine-uurtarief =
Machineafhankelijke kosten per jaar/Aantal machine-uren per jaar

4. Bepalen van de kostprijs

De kostprijs kan zowel per stuk (bij standaard massaproductie) als per opdracht (bij serie-/stukproductie) worden berekend. Dit geschiedt op basis van calculatiecomponenten.

Checklist Calculatiecomponenten

  • Per product/opdracht worden de (directe) productielonen berekend.
  • Daarna wordt voor het product respectievelijk de opdracht berekend hoeveel uren de verschillende machines moeten draaien. Dit aantal uren wordt vermenigvuldigd met de betreffende machine-uurtarieven.
  • Ten slotte worden de overige indirecte kosten (machine-onafhankelijke indirecte kosten – zie boven) toegerekend via een toeslag. Het jaartotaal van deze overige indirecte kosten wordt uitgedrukt als verhoudingspercentage ten opzichte van het jaartotaal van de (directe) productielonen. Dit percentage wordt als toeslag over het productieloon geheven voor het bepalen van de productiekosten ofwel de kostprijs per product c.q. per opdracht.

Conclusie

Voordat de machine-uurtarieven daadwerkelijk zijn vast te stellen, moeten de indirecte productiekosten allereerst worden onderverdeeld in 'machinegerelateerde' en 'niet-machinegerelateerde' kosten. Daarna kan aan de hand van vier berekeningen de uiteindelijke berekening plaatsvinden. Daarvoor zijn noodzakelijk: het bepalen van de bezettingsgraad van de machines, het bepalen van de machineafhankelijke kosten, het berekenen van de machine-uurtarieven en tot slot het bepalen van de kostprijs. Op deze wijze bent u in staat om de onrechtvaardigheid in de doorbelasting van kosten uit te sluiten of op zijn minst te reduceren.

Direct aan de slag met berekening machine-uurtarieven: werkbladen in Excel!

Artikel als PDF downloaden

Vul hieronder uw e-mailadres in om de PDF-versie van dit artikel te ontvangen:

Invoer verplicht

















Personeelsmanagement

Personeelsmanagement

Heeft u ook een verantwoordelijkheid in personeelsmanagement? Kijk dan ook op HR Praktijk voor zekerheid over wetten en regels!