Kengetal omloopsnelheid vermogen

De omloopsnelheid van het vermogen, die in dit werkblad wordt berekend, geeft inzicht in de efficiency van het vermogensgebruik: hoe efficiënt wordt het aan de onderneming beschikbaar gestelde vermogen ingezet? In het algemeen geldt: hoe hoger de omloopsnelheid van het vermogen, hoe efficiënter er van het beschikbare vermogen gebruik wordt gemaakt.

Inloggen

Lid van de Kennisbank Financieel?

 

Log hier in om verder te lezen.

Afbreken

Gebruikersgegevens

 

Geef hier uw gebruikersnaam en wachtwoord:

Werkbladen in deze Excelsheet

Werkblad Kengetal omloopsnelheid vermogen

Bekijk screenshot van dit werkblad

Gebruiksinstructie

Introductie

De algemene formule voor de rentabiliteit van het vermogen die is gegeven, is de volgende:

Rentabiliteit = ('resultaat' over een periode / gemiddeld vermogen gedurende die periode ) x 100%

Voor het 'resultaat' en het 'gemiddelde vermogen' zijn meerdere varianten mogelijk. Hierna maken we verder gebruik van de variant waarbij het bedrijfsresultaat (RR5 – RR14) en het gemiddelde werkzame vermogen worden gebruikt.

De rentabiliteit op het totale werkzame vermogen (RWV) van een onderneming kan ook op de volgende manier worden uitgedrukt:

Rentabiliteit vermogen = brutowinstmarge x omloopsnelheid werkzaam vermogen

waarbij de brutowinstmarge gelijk is aan:

(Bedrijfsresultaat / omzet) x 100%

en de omloopsnelheid van het vermogen gelijk is aan:

Omzet / gemiddeld werkzaam vermogen

Samengevat:

De bovenstaande formule wordt ook wel de Du Pont-formule genoemd. Hij maakt duidelijk dat er twee manieren zijn om de rentabiliteit van een onderneming te verhogen: enerzijds kan men proberen de brutowinstmarge te verhogen, anderzijds kan men proberen de omloopsnelheid van het vermogen te verhogen. Aan de eerste mogelijkheid wordt meestal wel gedacht, de tweede mogelijkheid wordt in de praktijk echter nog vaak vergeten.

De omloopsnelheid van het vermogen geeft inzicht in de efficiency van het vermogensgebruik: hoe efficiënt wordt het aan de onderneming beschikbaar gestelde vermogen ingezet?

In het algemeen geldt: hoe hoger de omloopsnelheid van het vermogen, hoe efficiënter er van het beschikbare vermogen gebruik wordt gemaakt. De branche waarin de onderneming werkzaam is, zal echter in belangrijke mate bepalend zijn voor de omloopsnelheid die kan worden gerealiseerd. In een kapitaalintensieve onderneming met veel investeringen en lange afschrijvingstermijnen zal een lagere omloopsnelheid haalbaar zijn dan in een handelsonderneming waarbij het vermogen met name 'vastzit' in voorraden en debiteuren.

Vergelijking van de kengetallen in deze paragraaf met waarden uit het verleden kan zinvolle informatie opleveren om (eventueel ongewenste) ontwikkelingen te herkennen. Daarnaast is vergelijking van de gerealiseerde waarden met geplande waarden zinvol om tijdig afwijkingen vast te stellen en corrigerende maatregelen te kunnen nemen.

Naast voorgaande interne vergelijking is ook externe vergelijking belangrijk. Voor een zinvolle vergelijking moet echter wel sprake zijn van vergelijking met soortgelijke ondernemingen (bijvoorbeeld uit dezelfde branche of sector). De kengetallen in dit hoofdstuk worden allemaal berekend op basis van een balans en resultatenrekening. Als men de jaarrekening van andere ondernemingen ter beschikking heeft, zijn de kengetallen uit dit hoofdstuk op eenvoudige wijze ook voor concurrenten en branchegenoten te bepalen. Vervolgens kan worden gekeken hoe de eigen onderneming 'scoort' in vergelijking met de concurrentie.

Let op!

De omloopsnelheid van het vermogen is onder andere afhankelijk van het beheer van het werkkapitaal: debiteuren, crediteuren en voorraden. De mogelijkheden om de omloopsnelheid te beïnvloeden via beheer van het werkkapitaal zullen groter zijn naarmate in een onderneming een groter deel van het vermogen 'vastzit' in deze posten.

De verschillende kengetallen worden berekend aan de hand van een balans en resultatenrekening. Bij de berekening van de kengetallen wordt telkens een balanspost (bijvoorbeeld debiteuren) gerelateerd aan de post uit de resultatenrekening die daarmee te maken heeft (bijvoorbeeld de omzet).

Indien de lengte van de periode die bij de berekening van de kengetallen wordt gehanteerd, lang is (bijvoorbeeld een jaar, zoals in dit werkblad), kan het gebruik van de stand van een balanspost (zoals debiteuren, crediteuren en voorraden) per ultimo van een periode soms vertekeningen opleveren, onder andere:

  • als er sprake is van (sterke) fluctuaties in de stand van de balanspost in de loop van een periode; of
  • als er sprake is van een sterke stijging of daling van de bijbehorende post uit de resultatenrekening ten opzichte van de voorgaande periode.

In het laatste geval zal de stand van bijvoorbeeld de debiteuren per ultimo van een periode met name zijn gerelateerd aan de verkopen die aan het einde van de betreffende periode hebben plaatsgevonden. Bij de berekening van de debiteurentermijn wordt deze stand echter gekoppeld aan de omzet die gedurende de gehele periode is gerealiseerd. Het volgende voorbeeld kan dit verduidelijken.

Voorbeeld

Een onderneming slaagt erin om maandelijks een omzetgroei van 5% te realiseren. De debiteurentermijn is al lange tijd stabiel en bedraagt twee maanden. Met andere woorden, de debiteurenstand ultimo juni is gelijk aan de omzet van mei en juni.

Omzetstijging per maand: 5%
dec jan feb mrt apr mei jun
Omzet 100 100 105 110 116 122 128
Stand debiteuren ultimo maand 200 200 205 215 226 237 249
1. Debiteurentermijn (# maanden) o.b.v. stand ultimo half jaar 2,20
2. Debiteurentermijn (# maanden) o.b.v. gemiddelde stand debiteuren 1,98

De debiteurentermijn die wordt berekend op basis van de stand van de debiteuren aan het einde van het eerste halfjaar (zie 1), komt uit op 2,20 maanden (ofwel ongeveer 67 dagen). Dit is 0,2 maand te hoog ten opzichte van de werkelijke debiteurentermijn. Dit wordt veroorzaakt door de sterk stijgende omzet. De stand van de debiteuren eind juni betreft de relatief hoge omzet van de laatste twee maanden van het eerste halfjaar (mei en juni). Bij de berekening van de gemiddelde debiteurentermijn over het eerste halfjaar wordt deze relatief hoge debiteurenstand echter gerelateerd aan de omzet van het gehele eerste halfjaar en niet alleen aan de omzet van de laatste twee maanden. In de eerste maanden van het jaar was de omzet echter nog niet zo hoog en dus ook de debiteurenstand niet.

De debiteurentermijn die wordt berekend op basis van de gemiddelde stand van de debiteuren (zie 2), komt uit op 1,98. Dit is iets lager dan de werkelijke debiteurentermijn, maar de vertekening is minder groot dan bij de eerste methode.

Dit voorbeeld toont aan dat men in bovenstaande gevallen dan ook beter gebruik kan maken van de gemiddelde stand van de balanspost (debiteuren, crediteuren of voorraden).