Opties Algemeen

Een optie is het recht tot koop of verkoop van een bepaalde onderliggende (financiƫle) waarde, gedurende een bepaalde termijn, tegen een vooraf vastgestelde prijs. Afscherming tegen een verwachte rentestijging vindt plaats door de aankoop van putopties, tegen een verwachte rentedaling gebeurt dit door aankoop van callopties.

Inloggen

Lid van de Kennisbank Financieel?

 

Log hier in om verder te lezen.

Afbreken

Gebruikersgegevens

 

Geef hier uw gebruikersnaam en wachtwoord:

Werkbladen in deze Excelsheet

Werkblad Opties algemeen

Bekijk screenshot van dit werkblad

Gebruiksinstructie

Introductie

We gaan nader in op de verschillende mogelijkheden om renterisico's af te dekken met behulp van rente-instrumenten. Het gebruik van rente-instrumenten wordt in de praktijk ook wel aangeduid onder de verzamelnaam 'hedging' of als 'het aangaan van een hedge'. Voordat een onderneming tot de inzet van rente-instrumenten besluit, moet echter allereerst duidelijk zijn:

  • welke renterisico's afdekking behoeven;
  • wat de precieze omvang is van het renterisico;
  • wat de termijn is waarover renterisico wordt gelopen.

De definitie van een optie luidt: 'Een optie is het recht tot koop of verkoop van een bepaalde onderliggende (financiƫle) waarde, gedurende een bepaalde termijn, tegen een vooraf vastgestelde prijs.' Opties zijn, evenals aandelen en obligaties, effecten. De handel in opties vindt plaats op de Euronext Amsterdam Derivatives Market, een van de beurzen van Euronext Amsterdam. Op de AEX worden, in navolging van de Chicago Board of Options Exchange (CBOE), opties verhandeld op onder andere aandelen, obligaties, valuta, edelmetalen, agrarische termijncontracten en indices.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen callopties en putopties. Een calloptie geeft de houder (koper) van de optie het recht de onderliggende waarde (zoals aandelen, obligaties, valuta's, edele metalen) tegen de in het optiecontract vermelde prijs (uitoefenprijs of strike) te kopen. Een putoptie geeft de houder het recht de onderliggende waarde tegen de uitoefenprijs te verkopen. De schrijver (partij die de opties uitgeeft) heeft de plicht de onderliggende waarde te leveren (calloptie) respectievelijk af te nemen (putoptie). Degene die het recht koopt, neemt een 'long' positie in, degene die het recht verkoopt een 'short' positie.

Het aan de optie verbonden recht kan gedurende een bepaalde periode (de zogenaamde Amerikaanse optie) en aan het einde van een bepaalde periode (de zogenaamde Europese optie) worden uitgeoefend. Deze periode is in het optiecontract vastgelegd en wordt de looptijd van de optie genoemd. De aandelenopties – en de meeste andere opties die genoteerd zijn op de optiemarkt van Euronext Amsterdam – zijn opties Amerikaanse stijl. Europese stijl zijn bijvoorbeeld de index- en de dollaropties.

Voor de onderliggende waarde kennen opties een standaardhoeveelheid (contractgrootte). In het algemeen is het aantal onderliggende waarden bij opties op aandelen vastgesteld op 100 aandelen, bij opties op obligaties nominaal € 10.000 aan obligaties en bij opties op valuta's 10.000 geldeenheden.

De prijs waartegen een optie wordt gekocht, wordt de premie genoemd. De premie is onder te verdelen in twee hoofdbestanddelen, namelijk:

  • de intrinsieke waarde;
  • de tijd- of verwachtingswaarde.

Een calloptie heeft intrinsieke waarde als de koers van de onderliggende waarde hoger is dan de uitoefenprijs. Als de koper van deze optie gebruikmaakt van zijn recht, kan hij de onderliggende waarde goedkoper ontvangen dan op de beurs staat genoteerd. Een putoptie heeft intrinsieke waarde als de uitoefenprijs hoger is dan de koers van de onderliggende waarde. Kortom, bij uitoefening van een optie met intrinsieke waarde heeft men onmiddellijk een voordeel gerealiseerd. De tijd- of verwachtingswaarde wordt onder andere bepaald door de verwachte prijsontwikkeling van de onderliggende waarde gedurende de resterende looptijd van de optie.

Invoer

In dit rekenvoorbeeld hebben we de volgende gegevens verwerkt in het werkblad Opties algemeen:

  • de uitoefenprijs van een optie bedraagt € 300 voor een onderliggende waarde (cel B6);
  • de premie (= prijs) voor een calloptie bedraagt € 19 (cel C6);
  • de premie (= prijs) voor een putoptie bedraagt € 5 (cel E6).