Introductie
We gaan nader in op de verschillende mogelijkheden om renterisico's af te dekken met behulp van rente-instrumenten. Het gebruik
van rente-instrumenten wordt in de praktijk ook wel aangeduid onder de verzamelnaam 'hedging' of als 'het aangaan van een
hedge'. Voordat een onderneming tot de inzet van rente-instrumenten besluit, moet echter allereerst duidelijk zijn:
- welke renterisico's afdekking behoeven;
- wat de precieze omvang is van het renterisico;
- wat de termijn is waarover renterisico wordt gelopen.
Vanwege de relatief hoge rentegevoeligheid blijken opties op obligaties vaak een goed instrument om renterisico's af te dekken.
De optieprijs wordt op de optiebeurs genoteerd per € 100 nominaal. Omdat een obligatieoptie betrekking heeft op € 10.000 nominaal,
moet voor de vaststelling van de premie van een optiecontract de optieprijs met 100 worden vermenigvuldigd. Als een obligatieserie
bijvoorbeeld € 1,60 noteert, moet voor een contract dus € 160 worden betaald.
In voorbeeld 1 illustreren we de beschermende werking van putopties bij een verwachte rentestijging. In voorbeeld 2 doen we
dit voor callopties in combinatie met een verwachte rentedaling.
Doel van deze tool
Onderneming A wil over een half jaar een vijfjarige annuïtaire lening aantrekken, ter grootte van € 5.000.000. Op dit moment
is deze te krijgen tegen 5%, maar de onderneming verwacht dat de rente binnen een half jaar zal stijgen richting 5,5%. Om
zicht te krijgen op het af te dekken bedrag brengt de onderneming de contante waarde van de annuïteiten in beeld bij 5% en
bij 5,5%. Bij de berekening van de contante waarde wordt uitgegaan van een disconteringsvoet van 5%.
Uit het werkblad Opties op (staats)obligaties: beschermende werking van putopties bij een verwachte rentestijging_1 blijkt
dat de jaarlijkse annuïteit van een lening van € 5.000.000 in totaal € 1.154.874 bedraagt bij 5% rente (in cel B11 berekend met de functie BET). Bij een rentestijging naar 5,5% bedraagt de jaarlijkse annuïteit € 1.170.882 (in cel B19 eveneens berekend met de functie BET).
In het bereik D6:I11 is vervolgens de contante waarde berekend voor een annuïteit van € 1.154.874 en in het bereik D14:I19 voor een annuïteit van € 1.170.882. De contante waarde van deze beide annuïteiten bedraagt € 5.000.000 (cel I11), respectievelijk € 5.069.307 (cel I19). De onderneming wenst het verschil van € 69.307 voor (minimaal) € 60.000 af te dekken.
Tegen de verwachte stijging besluit de onderneming – in het werkblad Opties op (staats)obligaties: beschermende werking van
putopties bij een verwachte rentestijging_2 – een hedge aan te gaan door 500 putopties (500 x € 10.000 = € 5 miljoen) op staatsobligaties
te kopen die over een half jaar aflopen (cel B10). De koers van de onderliggende staatsobligatie is momenteel 120 (cel B3: het percentage van de nominale waarde van de obligatie). De uitoefenprijs van de optie is 110 (cel B2). Dat wil zeggen dat het recht bestaat 500 obligaties te verkopen tegen een koers van 110%. De premie van de putoptie is
€ 1,20 per optie (cel B6). De onderneming betaalt, exclusief kosten en beursbelasting, bij aankoop 500 x 100 x € 1,20 = € 60.000 (cel B12 = cel B10 x cel B11 x cel B6).
Resultaten
Als de rente inderdaad gaat stijgen, zullen de koersen van de obligaties dalen. Tegelijkertijd zullen de putopties in prijs
stijgen. Stel dat de prijs van de optie een half jaar na aanschaf is verdubbeld tot € 2,40 per optie, omdat de koers van de
onderliggende obligatie gedaald is naar 107,6 (cel C3). Verkoop van de opties levert dan, exclusief kosten, belasting en gederfde rente over de aankoopkosten van de optie, op:
500 x 100 x € 2,40 = € 120.000 (cel B10 x cel B11 x cel C4). De onderneming maakt, zoals in het werkblad Opties op (staats)obligaties: beschermende werking van putopties bij een verwachte
rentestijging_2 te zien is, in dit geval een brutowinst op de transactie van € 60.000 (cel C14 = cel C13 – cel B12). Deze winst kan worden ingezet ter verlaging van de rentekosten van de aan te trekken lening. De jaarlijkse rentelasten
van de lening komen daarmee per saldo lager uit dan zonder de inzet van het optie-instrument het geval zou zijn geweest.
Als in het voorbeeld de rente (tegen de verwachting in) zou dalen, wordt de putoptie minder waard. Verkoop van de opties levert
dan verlies op. In het uiterste geval loopt de optie 'waardeloos' af. Het verlies bij de inzet van opties bedraagt dan maximaal
de betaalde premie vermeerderd met provisies, beursbelasting en rentederving. Als de onderneming verlies lijdt op putopties,
profiteert zij van de dalende rente. De lening kan immers tegen de lagere rente worden aangetrokken. Het afschermende karakter
van opties komt daarmee tot uitdrukking.