Reactie NOB op Belastingplan 2016

Door: Lianne Bouman | redactie: WEKA Financieel | 08 oktober 2015
De Commissie Wetsvoorstellen van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) heeft commentaar gegeven op de op Prinsjesdag aangekondigde plannen met betrekking tot de wetsvoorstellen Belastingplan 2016, Overige fiscale maatregelen, Wet implementatie wijzigingen Moeder-dochterrichtlijn 2015 en Wet tegemoetkomingen loondomein.

Belangrijkste reacties

  • Verlaging fiscale lasten op arbeid: de Orde stelt vast dat de voorstellen geen (uitzicht op) geven op structurele herziening en vereenvoudiging van de heffingsstructuur. Aan de vorig jaar door de staatssecretaris geuite ambitie om de lasten op arbeid te verlagen wordt met de voorstellen naar de mening van de Orde slechts in beperkte mate uitvoering gegeven.
  • Herziening box 3: De Orde is van mening dat de IT-implementatie van de belastingdienst geen reden zou  moeten zijn niet over te gaan op een systeem van het belasten van daadwerkelijke rendementen.
  • Aanscherpen gebruikelijkheidscriterium werkkostenregeling: de Orde vindt dat de voorgestelde wettekst leidt tot onnodige ernstige administratieve lastenverzwaring.
  • Betere aansluiting loonbelasting en inkomstenbelasting: Volgens de Orde leiden de grote terugloop in de heffingskortingen en de aanpassing van de tarieven in de loonheffingssfeer tot een ondoorzichtige tariefstructuur. Daarom vraagt de Orde zich dan ook af hoe het verloop van het marginale tarief is met ingang van 1 januari 2016. Voor het vestigingsklimaat in Nederland is dit naar de mening van de Orde ook geen goede zaak.
  • Moeder-dochterrichtlijn: de Orde vindt dat de anti-misbruik bepaling van de EU Moeder-dochterrichtlijn betrekking zou moeten blijven houden op de EU en niet op de gehele wereld. Daarnaast plaatst de NOB kanttekeningen bij de niet-toepassing van de deelnemingsvrijstelling en aftrekbaarheid van de vergoeding in het andere land. Het kan voorkomen dat feitelijk niet aftrekbare rente in het buitenland als ook meegekocht dividend in Nederland toch worden belast.
  • Verrekenprijsdocumentatie en country-by-country reporting: de Orde vindt het wenselijk dat Nederland een evaluatie doet nadat duidelijk is of en in welke mate OESO lidstaten afwijken van de country-by-country Implementation Package. Daarnaast vraagt de NOB zich af of de verrekenprijsdocumentatie kan worden beperkt tot belastingplichtigen die daadwerkelijk zelf voor € 50 miljoen intercompany transacties aangaan, om zo onnodige administratieve lastenverzwaring te voorkomen.
  • Integratie S&O afdrachtvermindering en RDA: de Orde constateert dat de integratie groepen als starters, ZZP-ers en ondernemingen met aparte personeelsvennootschappen niet lijkt te helpen of juist te benadelen bij het verzilveren van de voordelen van de regelingen.
  • Verruiming schenkingsvrijstelling eigen woning: de Orde vindt dat het voorgestelde overgangsrecht in het kader van de structurele verruiming van de schenkingsvrijstelling voor de eigen woning kan leiden tot ongelijke behandeling, althans tot grote verschillen in hoogte van de vrijstelling. Een regeling waarbij het bedrag van de verruimde vrijstelling wordt verminderd met daadwerkelijk vóór 2017 gebruikte verhoogde vrijstellingen geniet de voorkeur. Het meest ideaal is volgens de Orde als de vrijstelling wordt vormgegeven als een life time regeling, die in gedeelten en gespreid over meerdere jaren kan worden benut.
  •  Emigratie aanmerkelijkbelanghouders: de Orde vindt het is verwonderlijk hoe gemakkelijk deze fundamentele wijziging in het verdragsbeleid wordt doorgevoerd. Het is wenselijk dat wordt aangegeven wat de visiewijziging betekent voor het verdragsbeleid en voor de toekomstige onderhandelingen over belastingverdragen.