De Wet civielrechtelijk bestuursverbod gaat een civielrechtelijk bestuursverbod voor malafide bestuurders regelen. Als de rechter een bestuursverbod oplegt kan een malafide bestuurder maximaal vijf jaar geen rechtspersoon meer besturen - of daar commissaris zijn. Dit moet verhinderen dat malafide bestuurders hun activiteiten kunnen blijven voortzetten en hun fraudeleuze activiteiten verhullen via een wirwar van rechtspersonen of door steeds nieuwe ondernemingen op te richten en deze vervolgens failliet te laten gaan. Het civielrechtelijke bestuursverbod kan eenvoudiger worden opgelegd dan het al bestaande strafrechtelijke bestuursverbod. Het kan worden opgelegd aan bestuurders die door de rechter aansprakelijk zijn gesteld voor hun handelen of nalaten in het faillissement, of die ‘doelbewust’ schuldeisers hebben benadeeld. Ook onherroepelijke belastingboetes, verwijtbare betrokkenheid bij eerdere faillissementen of het dwarsbomen van de curator kan de aanleiding vormen
De Wet herziening strafbaarstelling faillissementsfraude is uitgerust met nieuwe strafbaarstellingen. Denk aan overtreding van de administratieplicht. Ook het voorafgaand aan het faillissement doen van buitensporige uitgaven dan wel het geven van toestemming daarvoor, met als gevolg dat schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden worden benadeeld, wordt een strafbaar feit.
Beide aangenomen wetten vormen samen met nog een derde voorstel – de Wet versterking positie curator – de ‘fraudepijler’ binnen het programma voor herijking van het faillissementsrecht. In totaal telt dit programma zeven wetsvoorstellen, naast faillissementsfraude gericht op de reorganisatie van ondernemingen en de modernisering van het faillissementsrecht.