Een bestuurder werd aansprakelijk gesteld voor het bedrag van de naheffingsaanslag btw. Hij had namelijk nagelaten een melding van betalingsonmacht te doen. De bestuurder vond dat dit bewijsvermoeden van kennelijk onbehoorlijk bestuur in strijd was met het Europese recht. De zaak werd voorgelegd aan de Hoge Raad.
De Hoge Raad vindt dat de regeling van het bewijsvermoeden niet in strijd is met het Europese Recht. Volgens haar heeft deze regeling tot doel de overheidsontvangsten te beschermen. De bestuurder krijgt zo een krachtige stimulans om de ontvanger te berichten dat hij niet kan betalen, zodat hij de inning van de belastinginkomsten kan proberen veilig te stellen. De Hoge Raad is van mening dat de regeling zijn doel voorbij schiet. Het bewijsvermoeden is niet in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel.
U kunt hier digitaal om uitstel van betaling inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting verzoeken.
Lees hier de uitspraak van de Hoge Raad.
U leest meer over dit onderwerp in de volgende artikelen: