Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouders 2016

Door: Lianne Bouman | redactie: WEKA Financieel | 23 juli 2015
Vanaf 1 januari 2016 moet een directeur-grootaandeelhouder (dga) rekening houden met de nieuwe Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder 2016. De regeling vervangt zonder overgangsrecht de oude regeling. De nieuwe regeling is op 10 juli j.l. in de Staatskrant gepubliceerd.

De oude regeling is aangepast in verband met de inwerkingtreding per 1 oktober 2012 van de Wet flex-bv en ontwikkelingen in de jurisprudentie.

 

De nieuwe regeling bevat criteria voor de beoordeling van de verzekeringsplicht van de statutair bestuurder van een vennootschap. Uitgangspunt is artikel 3 van de Ziektewet, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Werkloosheidswet. Degene die een arbeidsovereenkomst heeft met de vennootschap, staat formeel onder gezag van de vennootschap en daarmee is voldaan aan de voorwaarden van verzekeringsplicht. Niet van belang is welke personen deel uitmaken van het orgaan van de vennootschap dat instructies kan geven aan die persoon. Of materieel sprake is van een gezagsverhouding doet er niet toe.

 

Werknemersverzekeringen

Indien de bestuurder een arbeidsovereenkomst heeft met de vennootschap en op grond daarvan de verplichting heeft persoonlijk arbeid te verrichten tegen een beloning en formeel onder gezag van de vennootschap staat, en daarmee in dienstbetrekking tot de vennootschap staat, is hij in beginsel verzekerd voor de werknemersverzekeringen (Ziektewet, Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, en Werkloosheidswet). Dat ligt voor een dga anders. Artikel 6 van de relevante werknemersverzekeringswetten bepaalt dat niet als dienstbetrekking wordt beschouwd de arbeidsverhouding van de dga en dat bij ministeriële regeling wordt geregeld wat onder dga moet worden verstaan. De regeling regelt voor welke gevallen er een uitzondering is op de normale regels voor de verzekeringsplicht, indien er sprake is van een bestuurder van een vennootschap. In die uitzonderingsgevallen is er dan geen sprake van een dienstbetrekking.

 

Vaststelling feitelijke macht

Ook in de nieuwe regeling gaat het om het vaststellen van de feitelijke macht binnen de vennootschap op basis van de statutaire regelingen van de vennootschap over het besluiten over ontslag van de statutair bestuurder. Indien de statutair bestuurder, afzonderlijk of met echtgenoot en/of familieleden, op grond van zijn statutaire positie de beslissende stem heeft in het besluit over zijn ontslag, is er geen sprake van ondergeschiktheid en daarmee niet van een reële gezagsverhouding en geen werknemerschap. Een verplichte werknemersverzekering is dan niet aan de orde. De ondergeschiktheid en gezagsverhouding of het ontbreken ervan worden gebaseerd op het stemrecht in het besluit over ontslag. De bevoegdheden ten aanzien van het besluiten over ontslag moeten worden bepaald aan de hand van openbare stukken te weten de statuten.

 

Nevengeschiktheid

Bovendien wordt geen ondergeschiktheid aangenomen als er sprake is van nevengeschiktheid. De nevengeschiktheid van de bestuurders blijkt in dat geval uit het gelijkwaardige economisch belang van de bestuurders als aandeelhouders. Dit wordt bepaald aan de hand van het aandeel in het kapitaal van de vennootschap.

 

Let op

Deze regeling heeft geen betrekking op de niet-statutair bestuurder van de vennootschap of op familieleden van een statutair bestuurder, of op de aandeelhouder met een dienstbetrekking anders dan als bestuurder. Voor de beoordeling van de arbeidsrelatie van die personen wordt volgens bestaand algemeen beleid vastgesteld of er een gezagsrelatie is. Ook is de regeling niet van toepassing op de bestuurder van een (coöperatieve) vereniging.