Verrekenbaar verlies verminderen met MKB-winstvrijstelling mag

Door: Lianne Bouman | redactie: WEKA Financieel | 03 augustus 2010
De MKB-winstvrijstelling is ook van toepassing in geval van verlies en vermindert dus een verrekenbaar verlies. Dat blijkt uit een uitspraak van Hof Den Haag. De uitspraak is het antwoord op de vraag of de MKB-winstvrijstelling ook in mindering komt op negatief belastbare winst (het verlies) uit onderneming.

Voor ondernemers (natuurlijke personen) bestaat sinds 1 januari 2007 een specifieke vrijstelling van de winst: de MKB-winstvrijstelling. Zij is een bedrag dat in mindering komt op het gezamenlijke bedrag van de winst uit een of meer ondernemingen,  nadat dit bedrag is verminderd met de ondernemersaftrek (waarvan onder meer de zelfstandigenaftrek, de meewerkaftrek en de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk deel uitmaken).

 

Urencriterium

De omvang van de MKB-winstvrijstelling is met ingang van 1 januari 2010 12% van eerdergenoemde winst. In 2007 en 2008 bedroeg het vrijstellingspercentage 10% en in 2009: 10,5%. Per 1 januari 2010 geldt het urencriterium niet langer meer als voorwaarde om de MKB-winstvrijstelling te kunnen toepassen.

 

Dit is een stimulans voor startende en deeltijdondernemers omdat zij dan meer dan voorheen in aanmerking kunnen komen voor de vrijstelling. Directeuren-grootaandeelhouders, freelancers en resultaatgenieters kunnen de MKB-winstvrijstelling niet toepassen voor zover zij naast hun hoofdinkomensbron geen winst uit onderneming genieten.

 

Negatieve winsten

Het hof leidde uit de wetsgeschiedenis van de MKB-winstvrijstelling af dat het begrip ‘winst’ algebraïsch moet worden opgevat, waardoor dit begrip zowel positieve als negatieve winsten (verliezen) omvat.

 

Bovendien oordeelde het hof dat de wetgever met de onverkorte toepassing van de MKB-winstvrijstelling in gevallen waarbij ondernemers jaarlijks een winst genieten die kleiner is dan de zelfstandigenaftrek (waardoor het resultaat uit onderneming negatief wordt), binnen de grenzen is gebleven die de mensenrechtenverdragen het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR) en het Europese Verdrag inzake de Rechten van de Mens (EVRM) daarbij stellen. Er was geen sprake van een schending van het gelijkheidsbeginsel uit deze verdragen.

 

U kunt hier de cases en de uitspraak van het Hof Den Haag inzien.

 

Meer over dit onderwerp vindt u hier.