Positief vindt de KBvG dat het voorstel de toegang tot de rechter eenvoudiger en goedkoper maakt voor natuurlijke personen. Dat dit leidt tot een enorme verhoging van de griffierechten voor rechtspersonen, daar maken de gerechtsdeurwaarders zich zorgen om. Bij een veroordeling – al dan niet bij verstek – komen deze hoge kosten in praktijk alsnog op het bordje van de schuldenaar terecht.
De gerechtsdeurwaarders omarmen de grondgedachten achter het wetvoorstel – het verlagen van de drempel voor natuurlijke personen om zich tot de rechter te wenden en een minder complexe berekening van griffierechten – maar zien in de uitwerking ervan grote gevaren. Het wetsvoorstel houdt volgens hen geen rekening met de praktische gevolgen van de verhoging voor rechtspersonen, want in de praktijk zijn het de natuurlijke personen die uiteindelijk het aanzienlijk hogere bedrag aan proceskosten moeten betalen
Ook bevat het wetsvoorstel ten aanzien van procedures bij de kantonrechter te weinig differentiatie in de hoogte van het griffierecht in verhouding tot de hoofdsom. Het voorstel bevat slechts twee categorieën:
Uit de praktijk weet de KBvG dat het grootste deel van de procedures de laatste categorie betreft.
Bij een betalingsachterstand van 800 euro geldt nu een griffierecht van 153 euro, maar straks 270 euro (+ 75 procent). Bij een vordering van 1.800 euro gaat het griffierecht van 201 euro naar 270 euro (+ 35 procent). Het wetsvoorstel heeft hiermee het ongewenste effect dat schuldenaren die in een problematische schuldensituatie verkeren op kosten worden gejaagd door de aanzienlijk hogere proceskosten en het ontbreken van differentiatie.
Meer over dit onderwerp vindt u hier binnen de Kennisbank WEKA Financieel en hier op WEKA Financieel.
Heeft u ook een verantwoordelijkheid in personeelsmanagement? Kijk dan ook op HR Praktijk voor zekerheid over wetten en regels!