De stamrechtvrijstelling is van toepassing op de aanspraak om een periodieke uitkering te ontvangen ter vervanging van gederfd of te derven loon. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een gouden handdruk bij voortijdig ontslag.
Een vrouw die samen met haar echtgenoot 50% bezat van de aandelen in een bv waar zij zelf ook directrice van was. In 1999 waren in de arbeidsovereenkomst afspraken gemaakt over de opbouw van haar pensioen in de periode 2000 tot en met 2004. Voor het einde van 2004 verkocht de vrouw haar aandelen echter aan een derde. De waarde van haar pensioenaanspraak was per 31 december 2004 € 120.251. Vanaf 1 januari 2005 zou deze aanspraak slechts nog verhoogd worden met een rente van 6%. De hoogte van de uiteindelijke aanspraak met rente ter grootte van € 147.717 wilde de vrouw met behulp van de stamrechtvrijstelling omzetten in een stamrecht. De inspecteur keurde dit echter af. De rechtbank in Breda moest er aan te pas komen.
Rechtbank Breda vond dat er eind 2004 duidelijk sprake was van een pensioenaanspraak. De stamrechtvrijstelling ziet echter alleen op aanspraken op periodieke uitkeringen ter vervanging van gederfde of te derven inkomsten. Volgens de rechter kon de vrouw deze vrijstelling niet toepassen op de omzetting van de pensioenaanspraak in een stamrecht. De inspecteur had dus terecht een naheffingsaanslag opgelegd.
Voor de toepassing van de stamrechtvrijstelling gelden de volgende voorwaarden:
Meer over dit onderwerp leest u in: